e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hondsdolheid razige hond: rǭzegǝ hunt (Mechelen) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
honger hebben honger haan: honger han (Mechelen), honger hebben: hónger höbbe (Mechelen) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hungerig (Mechelen), verhongerd: verheungert (Mechelen), zwart van de honger: sjwat van der honger (Mechelen) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: hø̜neŋ (Mechelen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd hoofd: hùi̯t (Mechelen), kop: kop (Mechelen, ... ), kóp (Mechelen), kôp (Mechelen), köp (Mechelen), Alg. term.  kóp (Mechelen) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofd (spotnamen) aardappel: ich how mich ap der aerepel  aerepel (Mechelen), bolles: bulles (Mechelen), bölles (Mechelen), bùlləs (Mechelen), B.v. du has ene dikke bullus.  bullus (Mechelen), Plat.  bölləs (Mechelen), klotskop: klötskop (Mechelen), knikker: B.v. du has ene kale knikker.  knikker (Mechelen), platenkop: plaatekop (Mechelen), varkenskop: vèrkeskop (Mechelen), waterkop: waaterkop (Mechelen) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofdbalken van de eg egebalken: ē̜gǝbɛlǝk (Mechelen) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord kop: kǫp (Mechelen), kraan: krān (Mechelen) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofdbordsteunen kopsteunen: kǫpštø̄nǝ (Mechelen) De twee houten of metalen steunen die de verbinding vormen tussen de bovenzijde van het hoofdbord en de berries van de kruiwagen. Het hoofdbord krijgt daardoor extra stevigheid. Zie ook afb. 203 en het lemma ɛhoofdbordɛ in wld I.13, pag. 90.' [N G, 53e] II-12
hoofddoek kopdoek: kôpdook (Mechelen), kopplag: kopplak (Mechelen), plaggetje: plekske (Mechelen) hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3