e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jasje van het zwarte pak kort jasje: kot jèske (Mechelen) jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jasscholk: jasscholk (Mechelen), mantelscholk: mantel sjôôlek (Mechelen) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jeneverbes wacholder: -  wachelder (Mechelen), wacholdermiemel: -  wacheldermiemel (Mechelen) jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jeuk jeuk: jeujek (Mechelen), jeuwak (Mechelen), jèùk (Mechelen), jö.k (Mechelen), jöjek (Mechelen) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: jèùke (Mechelen), jêûke (Mechelen), t begint te juuake (Mechelen) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht jicht: jich (Mechelen) jicht [SGV (1914)] III-1-2
joden joden: jüde (Mechelen) joden [SGV (1914)] III-3-3
joelen ramenten: Van Dale: ramenten, (gew.) lawaai maken, rommelen.  ramente (Mechelen) roezemoezen [SGV (1914)] III-3-1
jong (bn.) jong: ⁄t kink is nog jônk (Mechelen) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong van een dier jong: joŋt (Mechelen), jongen (mv.): bv. de kat haat j?nge  jônge (Mechelen), jongt: joŏngt (Mechelen), klein diertje: klee dirreke (Mechelen) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || jong (ve dier) [SGV (1914)] || klein beestje [DC 37 (1964)] I-11, III-4-2