e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwagen langwagel: laŋkwāgǝl (Mechelen), oogstwagel: ōswāgǝl (Mechelen), ǫxswāgǝl (Mechelen) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langwerpig wittebrood lang brood: lankbroead (Mechelen), lang witbrood: lank witbrood (Mechelen), lange weg: Syst. WBD  lange wék (Mechelen) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langwerpige streep van voorhoofd tot neus bles: blęs (Mechelen) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: langsam (Mechelen) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4
langzamer ho-ho: hōǝ hōǝ (Mechelen), ju: jy (Mechelen) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lantaarn lantaarn: lantêr (Mechelen) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap op een schoen huif: hoef (Mechelen), hōēf (Mechelen) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
last last: lās (Mechelen) Een vracht van 2100 kilo, ofwel 30 mud van 70 kilo. [N O, 38o] II-3
lastig (werken) lastig: lestig (Mechelen) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: loate (Mechelen) laten [SGV (1914)] III-1-2