e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mosterd mosterd: môstert (Mechelen) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: môt (Mechelen) mot [SGV (1914)] III-4-2
motregen, fijne regen smiesregen: schmies réén (Mechelen), sjmīēs rēj.n (Mechelen) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen smiezelen: et schmiezelt (Mechelen), schmiezele, et schmiest (Mechelen), smiezen: ut begint te sjmīēse (Mechelen), zeveren: zeevere (Mechelen), zeiveren (Mechelen), zouwelen: ut begint te zauwele (Mechelen), ⁄t begint te zouwele (Mechelen) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
mout mout: mōt (Mechelen) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw hazesprong: hāzǝšprø̄ŋk (Mechelen), mouw: moow (Mechelen), muisje: mȳskǝ (Mechelen) Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw [SGV (1914)] I-9, III-1-3
mouwschort mouwenscholk: moowescholk (Mechelen), mòwwe sjôôlek (Mechelen) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muilband pijpband: pī.p˱bant (Mechelen), snuitband: šnøts˱bant (Mechelen) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilband, bovenste band van de schoof bovenste band: bø̜vǝstǝ(m) [band] (Mechelen) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mulkø̜rf (Mechelen), mulkø̜rǝf (Mechelen) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11