e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nachtjapon bedjak: bédjak (Mechelen), slaapkiel: sjlaopkeel (Mechelen) nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)] III-1-3
nachtkleren nachtskleren: natskleejer (Mechelen), slaapkleren: sjlaopklèj.er (Mechelen) nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
nachtpak hansop: Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.  hansop (Mechelen) nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)] III-1-3
nachtschoot slotnaas: šlǫtnās (Mechelen  [(tong)]  ) Schoot die door het draaien van de 'sleutel' buiten de belegplaat wordt gebracht. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. [N 54, 103c] II-9
nadeel nadeel: noadeel (Mechelen) nadeel [SGV (1914)] III-1-4
nageboorte nageboorte: nageboorte (Mechelen), nakraam: naokraom (Mechelen) nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)] III-2-2
nageboorte van de koe bed: bet (Mechelen), bɛt (Mechelen), koebed: kōbɛt (Mechelen) [N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.] I-11
nageboorte van het paard bed: bęt (Mechelen) Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55] I-9
nagel nagel: nagel (Mechelen), ná:gəl (Mechelen, ... ) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1
nagelbloem (clethra alnifolia) groffelsnagel: grôffelsnägel (Mechelen) giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] III-2-1