e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paasavond paasavond: pŏsjoavent (Mechelen) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
pacht? pacht: pach (Mechelen, ... ), pàg (Mechelen) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachten pachten: pachte (Mechelen, ... ), paxtǝ (Mechelen), pàgte (Mechelen) [S 27; monogr.]pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] I-6, III-3-1
pad kroddel: krôddel (Mechelen) pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad aanmaaien (baan, jaan) inhouwen: (baan, jaan) inhouwen (Mechelen) Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b] I-4
pad, paadje voetpad, voetpaadje: votpaad?; votpētje? (Mechelen) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) jodenvlees: jüdevleesj (Mechelen) paddestoel [SGV (1914)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgeblazen (dik): opgeblaose (Mechelen), opgeblaoze (Mechelen, ... ), opgebloze (Mechelen), opgelopen: opgeloupe (Mechelen) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
pak, kostuum kostuum: kostuum (Mechelen), montuur (<fr.): mentoer (Mechelen), montoer (Mechelen), ⁄n nuij mantoer (Mechelen), pak: pak (Mechelen, ... ), pâk (Mechelen) Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: oal (Mechelen), M.  oal (Mechelen) aal [SGV (1914)] || paling [SGV (1914)] III-4-2