e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4069
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bronstig berig: bī.rex (Mechelen), bīrex (Mechelen), bīǝrex (Mechelen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries rossig: røsex (Mechelen), rø̜sex (Mechelen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broad (Mechelen), broewət (Mechelen) brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)] III-2-3
broodje chrmoule (wa.): Diep ingesneden wittebroodje  sjeermoel (Mechelen), Syst. WBD Wittebroodje.  sjèrmoel (Mechelen), Tek zie vragenlijst Diep ingesneden wittebroodje.  chermoel (Mechelen), drukbroodje: Tek zie vragenlijst  drukbrödje (Mechelen), frans broodje: #NAME?  frans brödje (Mechelen), Syst. WBD Hard  frans breudje (Mechelen), Tek zie vragenlijst  frans brödje (Mechelen), pistolet: #NAME?  pistolees (Mechelen), Syst. WBD Zacht  pistolet (Mechelen), Tek zie vragenlijst  pistolee (Mechelen) Wat verstaat u onder: sjeermoel (wittebroodje of krentenbroodje?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodmes broodmes: broédsmets (Mechelen), brōē.tmèts (Mechelen) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodpap broodpap: broewetpap (Mechelen) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop klaasman: Syst. WBD  klāōsmaan (Mechelen), klaasmannetje: klaosmentje (Mechelen), weggenman: wekkeman (Mechelen) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)], [N 16 (1962)] III-2-3
bros, breekbaar sprok: sjprŏk (Mechelen) bros [SGV (1914)] III-4-4
brouwen brouwen: brōwǝ (Mechelen) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer brouwer: brø̜̄jǝr (Mechelen) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2