e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gladde ijzerdraad gladde draad: glatǝ drǭt (Mechelen), weidraad: węi̯drāt (Mechelen) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
gleiswerk aardewerk: ē̜rtwęrǝk (Mechelen) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
gleuf snede: šnet (Mechelen) De gleuf in de kop van de houtschroef, waar de vouw aan het uiteinde van de schroevendraaier in past. Een afgekeurde schroef zonder gleuf werd in Posterholt (L 387) jongetje (jø̜ŋskǝ), in Wellen (Q 78) mannetje (mɛnǝkǝ) en in Venlo (L 271) kletskop (klɛtskǫp) genoemd.' [N 54, 37e; monogr.] II-12
glijden slepen: sjliepen (Mechelen) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glimworm johanneswormpje: johanniswurmke (Mechelen), sintjansvonkje: sintjansvunkske (Mechelen), st. jansvunkske (Mechelen) glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
goed liggen goed: gōt (Mechelen), goed liggen: goed liggen (Mechelen) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed uit de weg kunnend vlot: vlǫt (Mechelen) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goedaardige droes droes: drus (Mechelen), krop: krø̜p (Mechelen) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe klaskoe: klaskō (Mechelen), modelkoe: modɛlkō (Mechelen), prima koe: prima kō (Mechelen) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede- opbrengst geven (goed) schieten: šītǝ (Mechelen), opbrengen: ǫbręŋǝ (Mechelen) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4