31948 |
hamersteel |
steel:
štī.l (Q204a Mechelen)
|
De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e]
II-12
|
17659 |
hand |
hand:
hand (Q204a Mechelen),
hant (Q204a Mechelen),
heng (Q204a Mechelen),
hànt (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
32195 |
handbijl |
bijl:
bijǝlǝ (Q204a Mechelen)
|
Een licht bijl met korte steel die wordt gebruikt om uit ruw hout naven, spaken en rongen te bekappen en hun eerste vorm te geven. Zie ook afb. 179. [N G, 41]
II-12
|
31934 |
handboor, fretboor |
handboor:
hānt˱bō̜r (Q204a Mechelen),
handboortje:
hānt˱bø̜̄rkǝ (Q204a Mechelen)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
køltivātǝr (Q204a Mechelen)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
17661 |
handen (kindernamen) |
knoeveltjes:
knuuvelkes (Q204a Mechelen),
polletjes:
de pollekes (Q204a Mechelen)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
klauwen:
klauwe (Q204a Mechelen),
klawwe (Q204a Mechelen),
knoken:
kneujek (Q204a Mechelen),
Plat.
knûîk (Q204a Mechelen),
poten:
poeëte (Q204a Mechelen)
|
[N 10 (1961)]hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
handgeld (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
hāntgeld (Q204a Mechelen)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31938 |
handgreep van de booromslag |
handgreep:
hānt˲grēp (Q204a Mechelen)
|
Het middelste gedeelte van een booromslag dat met één hand wordt rondgedraaid wanneer men boort met de omslagboor. [N 53, 161d; monogr.]
II-12
|
34566 |
handkar |
handkar:
hantkār (Q204a Mechelen)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|