e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoef hoef: huf (Mechelen, ... ), voet: vōt (Mechelen) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoef van de koe hoef: (mv)  huvǝ (Mechelen), schoen: šōn (Mechelen) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: hōf˱īzǝr (Mechelen) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoefstal, noodstal noodstal: ostǝl (Mechelen) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Mechelen) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoek van een stuk land tomp: tømp (Mechelen) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoekschop corner (eng.): Karte 168.  kørnər (Mechelen) Eckball. III-3-2
hoektand oogstand: óstànt (Mechelen), oogtand: owtant (Mechelen) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel ring: rink (Mechelen) hoepel [SGV (1914)] III-3-2
hoepelen met de ring lopen: mit der rink loope (Mechelen) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2