id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19980 | kwispelstaarten | kwispelen: kwispele (Mechelen) | kwispelstaarten [SGV (1914)] III-2-1 |
21668 | kwitantie | betalingsbewijs: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!). betalingsbewiēs (Mechelen), kwijting: kwitting (Mechelen), kwittung (Mechelen), kwitantie: kwietànse (Mechelen) | kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1 |
24925 | laag grond | laag: loag (Mechelen) | laag (znw.) [SGV (1914)] III-4-4 |
33081 | laag schoven op de wagen | laag: lǭx (Mechelen), ring: re.ŋk (Mechelen) | Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4 |
33659 | laaggelegen weidegrond | broek: brōk (Mechelen) | Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8 |
33649 | laagliggende akker | del: del (Mechelen) | Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8 |
33650 | laagte in een akker | del: del (Mechelen) | Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8 |
33699 | laagte in het landschap | laagte: ligdǝ (Mechelen) | Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8 |
18215 | laars (alg.) | stevel: schtivele (Mechelen), stivvel (Mechelen) | laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18359 | laars met sluitriempje | gamasche: kamasch (Mechelen), rijstevel: rīēstivvel (Mechelen) | laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3 |