18608 |
nachtjapon |
bedjak:
bédjak (Q204a Mechelen),
slaapkiel:
sjlaopkeel (Q204a Mechelen)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
nachtskleren:
natskleejer (Q204a Mechelen),
slaapkleren:
sjlaopklèj.er (Q204a Mechelen)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansop (Q204a Mechelen)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
30362 |
nachtschoot |
slotnaas:
šlǫtnās (Q204a Mechelen
[(tong)]
)
|
Schoot die door het draaien van de 'sleutel' buiten de belegplaat wordt gebracht. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. [N 54, 103c]
II-9
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadeel (Q204a Mechelen)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
nageboorte (Q204a Mechelen),
nakraam:
naokraom (Q204a Mechelen)
|
nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bet (Q204a Mechelen),
bɛt (Q204a Mechelen),
koebed:
kōbɛt (Q204a Mechelen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
bed:
bęt (Q204a Mechelen)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q204a Mechelen),
ná:gəl (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
groffelsnagel:
grôffelsnägel (Q204a Mechelen)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)]
III-2-1
|