26691 |
noot van de steenbus |
sluit:
šløt (Q204a Mechelen)
|
Elk van de houten of ijzeren blokjes in de steenbus van de handmolen die volgens de invuller uit Q 204a dienen om de as in een verticale positie te houden. Zie ook het lemma ɛnotenɛ. Het betreft daar vergelijkbare blokjes in de steenbus van molenstenen in wind- en watermolens.' [N D, 20]
II-3
|
21651 |
notariskosten |
opcenten:
opcente (Q204a Mechelen),
schrijfgeld:
schriefgeld (Q204a Mechelen),
sjrīēfgeld (Q204a Mechelen),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
schriēfgeld (Q204a Mechelen)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nèjlon (Q204a Mechelen),
nylonhoos:
nylon haoze (Q204a Mechelen)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
mörge (Q204a Mechelen)
|
s morgens) [SGV (1914)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
oever:
oever (Q204a Mechelen)
|
oever [SGV (1914)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
momentje:
ə məméntjə (Q204a Mechelen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noawt (Q204a Mechelen),
nöjt (Q204a Mechelen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
17636 |
oksel |
oksel:
hoksele (Q204a Mechelen)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olig:
oalich (Q204a Mechelen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
nonnevotte (Q204a Mechelen),
Niet in olie maar in vet gebakken. Nonnevotten met carnaval ronde deegballen of strikken in vet gebakken.
nonnevot (Q204a Mechelen),
Syst. WBD
nonnevot (Q204a Mechelen),
poffel:
poefele (Q204a Mechelen),
Syst. WBD
poefele (Q204a Mechelen),
poeffel (Q204a Mechelen)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] || Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] || Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|