32027 |
pennen maken |
pennen aanslaan:
pɛnǝ āšlǭ (Q204a Mechelen)
|
De pennen van een pen-en-gatverbinding maken met behulp van de pennenmachine. Het hout dat daarvoor gebruikt werd, werd in Venray (L 210) en omgeving nagelenhout (nē̜gǝlhǭlt) genoemd. Zie ook het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231e]
II-12
|
32022 |
pennenbank |
pinblok:
penblǫk (Q204a Mechelen)
|
Een houten blok waarop een stalen plaat met snijdende openingen van verschillende grootte is gemonteerd. Door deze openingen worden gekloofde stokjes hout geslagen om op deze wijze deuvels van een bepaalde dikte te verkrijgen. Zie ook afb. 125 en de lemmata ɛpennenplaatɛ en ɛdrevel, deuvelɛ. In Tessenderlo (K 353) en Oirsbeek (Q 33) werd de pennenbank niet gebruikt; de deuvels werden daar met behulp van de beitel gestoken uit gekloofd hout.' [N G, 13; N 53, 231a]
II-12
|
32025 |
pennenmachine, pennenbank |
pennenbank:
pɛnǝbāŋk (Q204a Mechelen)
|
Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a]
II-12
|
33717 |
penwortel van een den |
peelwortel:
pēlwǫtǝl (Q204a Mechelen),
wortel:
wō.tǝl (Q204a Mechelen)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
31770 |
penzaag |
meubelzeeg:
mø̄bǝlzē̜x (Q204a Mechelen),
pinzeegje:
penzē̜xskǝ (Q204a Mechelen)
|
Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.]
II-12
|
20842 |
peper |
peper:
päjəpər (Q204a Mechelen)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
persen:
pêjsje (Q204a Mechelen),
werken:
werkǝ (Q204a Mechelen),
wɛrǝkǝ (Q204a Mechelen)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
páájsj (Q204a Mechelen)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
patsje:
pètsjke (Q204a Mechelen),
zijden kap:
zieje kap (Q204a Mechelen),
zijden kapje:
zīēje kèpke (Q204a Mechelen)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
kap:
kap (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen),
pats:
patsj (Q204a Mechelen)
|
pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|