e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
porienvulsel vulsel: vølsǝl (Mechelen) Een mengsel om oppervlakteporiën te vullen van hout dat blank gevernist moet worden. In Reuver (L 299) en Herten (L 330) werd het poriënvulsel gemaakt van slijpsel van de houtsoort die gevuld moest worden, vermengd met lijm. [N 53, 235c; monogr.] II-12
portefeuille portefeuille (fr.): Karte 74.  porte(-)feuille (Mechelen) Brieftasche III-3-1
postbode facteur (fr.): facteur (Mechelen) postbode III-3-1
poten planten: plantǝ (Mechelen), plāntǝ (Mechelen), zetten: zętǝ (Mechelen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
poten verwijderen afsnijden: āfšni-jǝ (Mechelen) Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.] II-1
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbɛkǝr (Mechelen) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
praam praam: prām (Mechelen) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei spoor: sjpoar (Mechelen) prei [SGV (1914)] I-7
preisoep spoorsoep: schpoarsoep (Mechelen), spaorsop (Mechelen), Syst. WBD  sjpoorsòp (Mechelen) Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3
prent(je) schild(je): sjilke (Mechelen) prent [SGV (1914)] III-3-2