19576 |
ragebol |
spinnenkop:
schpinnekop (Q204a Mechelen)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (Q204a Mechelen),
rekel:
rêkel (Q204a Mechelen)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
32680 |
ramskop |
ramskop:
ramskø̜p (Q204a Mechelen)
|
De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d]
I-1
|
18413 |
rand van een hoed |
boord:
bôôrd (Q204a Mechelen),
luif:
leuf (Q204a Mechelen)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
rank:
rank (Q204a Mechelen),
reng (mv.):
reng (Q204a Mechelen)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)]
III-4-3
|
33827 |
rank paard |
luxe paard:
løks pē̜ǝt (Q204a Mechelen)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (Q204a Mechelen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
uil:
ūl (Q204a Mechelen)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (Q204a Mechelen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
raspel:
raspel (Q204a Mechelen)
|
rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|