e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ragebol spinnenkop: schpinnekop (Mechelen) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rammelaar rammel: remmel (Mechelen), rekel: rêkel (Mechelen) konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1
ramskop ramskop: ramskø̜p (Mechelen) De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d] I-1
rand van een hoed boord: bôôrd (Mechelen), luif: leuf (Mechelen) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank rank: rank (Mechelen), reng (mv.): reng (Mechelen) rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] III-4-3
rank paard luxe paard: løks pē̜ǝt (Mechelen) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranken van de wingerd ranken: reng (Mechelen) [SGV (1914)] I-7
ransuil uil: ūl (Mechelen) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
rapen rapen: rāpǝ (Mechelen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Mechelen, ... ), raspel: raspel (Mechelen) rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1