21359 |
rentenier |
rentenier:
rinteneer (Q204a Mechelen)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rinkmeester (Q204a Mechelen)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (Q204a Mechelen),
net:
nìt (Q204a Mechelen),
snoek:
sjnook (Q204a Mechelen),
snoek (mv.):
sjnöök (Q204a Mechelen)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
vliegen:
vleege (Q204a Mechelen)
|
vliegen [SGV (1914)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
daas (Q204a Mechelen),
daase (Q204a Mechelen),
wild:
wilt (Q204a Mechelen)
|
das [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
25438 |
reuzel |
veer:
vēr (Q204a Mechelen)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reuzel:
reuzel (Q204a Mechelen),
veer:
veer (Q204a Mechelen),
Syst. WBD
vèj:r (Q204a Mechelen)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17655 |
rib |
rib:
rib (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen),
ribbe (Q204a Mechelen)
|
rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25444 |
ribben in stukken delen |
ribben zagen:
rebǝ zējgǝ (Q204a Mechelen)
|
[N 28, 104; N 28, 106a; monogr.]
II-1
|
32840 |
riek of schop om mestplakken en molshopen te verspreiden |
flattenschup:
flatǝšøp (Q204a Mechelen),
strontschup:
gaffel (Q204a Mechelen)
|
Termen die niet op een speciaal bij de verspreiding van mestplakken of molshopen gebruikte riek of schop wijzen, zijn aan het eind van het lemma slechts in de woordtypevorm vermeld. Voor de dialectvarianten daarvan zie men de lemmata ''mestriek'' en ''spade, spitschop'', alsmede de schopbenamingen in I.4 onder "gereedschap en gerei in het algemeen". [N 14, 81; N 18, 29; div.]
I-2
|