17820 |
steken |
steken:
sjtêjke (Q204a Mechelen)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
31920 |
steken met een beitel |
vlakken:
vlakǝ (Q204a Mechelen)
|
Met behulp van een beitel hout verwijderen, bijvoorbeeld van horizontale vlakken of om hoeken en gaten bij te werken. [N 53, 46a-d]
II-12
|
21421 |
stelen |
stelen:
sjtèle (Q204a Mechelen)
|
stelen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
29127 |
stelknop |
spanner:
španǝr (Q204a Mechelen)
|
Houten schroef aan de voorzijde in het blad van de driepoot van het spinnewiel die dient om de spanning van de snaar te regelen. [N 34, B10]
II-7
|
31766 |
stelknoppen |
gespan:
gǝšpan (Q204a Mechelen),
knoppen:
knyp (Q204a Mechelen
[(enkelvoud: knup)]
),
pennen:
(enk)
pɛn (Q204a Mechelen),
spanpin:
španpen (Q204a Mechelen)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
zwengel:
šwøŋǝl (Q204a Mechelen),
zwengeltje:
šwøŋǝlkǝ (Q204a Mechelen)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
32215 |
stelpin van de spaakzwei |
speekveer:
špēk˲vē̜r (Q204a Mechelen)
|
De verstelbare pin van de spaakzwei waarmee de hellende stand ten opzichte van de naaf wordt bepaald. Bij sommige wagenmakers, bijvoorbeeld in Echt (L 381) en Limbricht (L 434) was dit onderdeel van de spaakzwei van hout vervaardigd. In Echt (L 381) was het van een maatindeling voorzien. Ook de woordtypen speekveer, spekenveer en veer duiden eerder op een houten latje. [N G, 21b]
II-12
|
31850 |
stelschroeven van de veerploeg |
stelschroeven:
štelštruvǝ (Q204a Mechelen)
|
De twee stelschroeven waarmee de twee delen van de veerploeg met elkaar verbonden zijn. [N 53, 69b]
II-12
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q204a Mechelen)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
botterbaar, zeembaar
baare (Q204a Mechelen),
groot
baar (Q204a Mechelen),
baartje:
klein
bèrke (Q204a Mechelen),
grèle:
bottergrül
grülle (Q204a Mechelen)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|