18311 |
uitneembaar frontje |
insatz (du.):
insats (Q204a Mechelen),
inzetje:
[sic]
izestke (Q204a Mechelen)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
de draag laten zien:
(de koe) līt dǝ drāx zī.ǝ (Q204a Mechelen),
uitbroeien:
ūtbrȳi̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
själle (Q204a Mechelen)
|
schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
de kap uitslaan:
dǝ kap˱ ūtšlǭ (Q204a Mechelen),
uitslaan:
ūtšlūǝ (Q204a Mechelen)
|
Alvorens men het dak opzet, wordt het gebint eerst op de grond of op papier op ware grootte uitgetekend. Deze uitslag stemt overeen met de doorsnede van de kap. De uitslag dient als model om de balken af te schrijven. [N 54, 150b] || Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a]
II-12, II-9
|
34349 |
uitslag vertonend |
vurig:
vȳrex (Q204a Mechelen)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
22343 |
uitsliepen |
uitkitsen:
ōē.tkietsen (Q204a Mechelen)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
32416 |
uitspannen |
afspannen:
āfšpanǝ (Q204a Mechelen),
uitspannen:
ūtšpanǝ (Q204a Mechelen)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
34590 |
uitstekende delen van de trekschei |
klinkarmen:
kleŋk˱ɛrm (Q204a Mechelen)
|
De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c]
I-13
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flat:
flat (Q204a Mechelen),
koeflat:
kōflat (Q204a Mechelen)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
31792 |
uitzagen |
uitzegen:
ū.t˲zē̜gǝ (Q204a Mechelen)
|
Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a]
II-12
|