e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varken (bijzondere namen) kuus: kyš (Mechelen), kȳš (Mechelen) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12
varken van acht tot twaalf weken scheuteling: šø̄tǝleŋ (Mechelen) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkenshaar varkenshaar: vɛrǝkǝshǭr (Mechelen) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkensstal, varkenshok varkenshok: vɛrǝkǝshǫk (Mechelen), varkensstal: vɛrǝkǝs[stal] (Mechelen) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenston brijtselton: bręi̯tsǝlton (Mechelen), varkenstijn: vɛrǝkǝstiŋ (Mechelen), varkenston: vɛrkǝston (Mechelen) Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.] I-12
varkenstrog meelbak: mēǝlbak (Mechelen), trog: trǫu̯x (Mechelen), trǭx (Mechelen) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet gesmolten vet: gesjmôlte vet (Mechelen) reuzel [SGV (1914)] III-2-3
varkenswei varkenswei: vɛrkǝs˱wēi̯ (Mechelen), varkensweitje: vɛrǝkǝs˱wē̜ ̞i̯kǝ (Mechelen) De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e] I-6
vaste bloedmassa knodden: knø̄ǝ (Mechelen) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord kraag: kraag (Mechelen, ... ) kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3