34165 |
verlopen |
zich verlopen:
(de koe heeft) zex vǝrlǫu̯pǝ (Q204a Mechelen)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
31799 |
verlopen van de zaag |
lopen:
lōpǝ (Q204a Mechelen)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (Q204a Mechelen)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
34233 |
verse koe |
frisgekalfde koe:
fresgǝkōǝfdǝ kō (Q204a Mechelen),
versgekalfde koe:
viǝšgǝkǭfdǝ kō (Q204a Mechelen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
18709 |
versierde schouderdoek |
sluier:
schleujer (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
25344 |
verslachten |
indrogen:
endrȳgǝ (Q204a Mechelen)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
25828 |
versnijden |
overmalen:
øvǝrmālǝ (Q204a Mechelen)
|
Slecht meel bij beetjes door het graan malen. [N O, 36b]
II-3
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (Q204a Mechelen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtendig (Q204a Mechelen)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
owtant (Q204a Mechelen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|