18186 |
zakdoek |
snuitesplag:
schnuutesplak (Q204a Mechelen),
sjnuutesplak (Q204a Mechelen),
sjuutesplak (Q204a Mechelen)
|
neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20307 |
zakgeld |
tassengeld:
teischegeld (Q204a Mechelen),
teisjegeld (Q204a Mechelen),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
taj.ssjegeld (Q204a Mechelen),
tassengeld.:
tajssjégeld (Q204a Mechelen),
tessengeld:
teesjegeld (Q204a Mechelen),
teischegeld (Q204a Mechelen)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
26492 |
zakkenbank |
houten bank:
hōtǝ baŋk (Q204a Mechelen
[(meervoud: hōtǝ bɛŋk)']
)
|
De houten bank of kist bij het kaar waarop de zakken graan gereed gezet worden. [N O, 21a]
II-3
|
23226 |
zalig |
zalig:
zillig (Q204a Mechelen)
|
zalig [SGV (1914)]
III-3-3
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zānt (Q204a Mechelen),
zandgrond:
zantgrōnt (Q204a Mechelen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (Q204a Mechelen)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (Q204a Mechelen)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
19560 |
zeef |
zift:
zif (Q204a Mechelen),
zij:
zei (Q204a Mechelen),
zéëj (Q204a Mechelen)
|
zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33225 |
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen |
zeef:
zēf (Q204a Mechelen),
zift:
zeft (Q204a Mechelen)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d]
I-5
|
19472 |
zeemlap |
waslap:
weisjlâp (Q204a Mechelen)
|
zeem (leder) [SGV (1914)]
III-2-1
|