e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen achterklinken: ātǝrkleŋkǝ (Mechelen) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moer: moor (Mechelen) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: boksepiepe (Mechelen), broekspijp: brookspiepe (Mechelen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: boksereem (Mechelen), broekriem: brookreem (Mechelen), buikriem: boekreem (Mechelen), riem: e heelt zen books mit dinne reem op (Mechelen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter vottentas: votte téésch (Mechelen), vottetèjsj (Mechelen) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broekentas: brooketèjsj (Mechelen), brooketéésch (Mechelen) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Mechelen) broer [DC 03 (1934)] III-2-2
brokkelhoef sprokke voeten: šprǫkǝ vø̄t (Mechelen), weke voeten: wɛi̯kǝ vø̄t (Mechelen) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brommen, zoemen van een insect brommen: brômme (Mechelen) brommen [SGV (1914)] III-4-2
bron born: bǭu̯n (Mechelen) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8