31860 |
de schaaf grover afstellen |
grover zetten:
grōvǝr zętǝ (Q204a Mechelen)
|
De schaafbeitel verder door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven meer hout wordt weggehaald. [N 53, 111b]
II-12
|
31898 |
de scherpe kanten afschuren |
de kant breken:
dǝr kānt˱ brē̜kǝ (Q204a Mechelen),
ronden:
rønǝ (Q204a Mechelen)
|
De scherpe kanten van bijvoorbeeld een plank door schuren afronden. Daardoor kan men zich minder snel aan het hout bezeren en is er een kleinere kans op beschadigingen. [N 53, 155d; N 53, 237d]
II-12
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
toebinden:
(de slokdarm wordt) tūgǝbondǝn (Q204a Mechelen)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
šwɛnsǝ (Q204a Mechelen)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opslaan:
ǫpšlūu̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de weisj blöje (Q204a Mechelen)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
ešpreŋkələ (Q204a Mechelen)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
špø͂ͅlə (Q204a Mechelen)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
31768 |
de zaag ontspannen |
loslaten:
lǫs lǭtǝ (Q204a Mechelen)
|
Het zaagblad van de spanzaag op lagere spanning brengen door het spantouw met behulp van het spanlatje losser te draaien. [N 53, 32b]
II-12
|
31767 |
de zaag spannen |
spannen:
španǝ (Q204a Mechelen)
|
Het zaagblad van de spanzaag op grotere spanning brengen door het spantouw met behulp van het spanlatje aan te draaien. [N 53, 32a; N I, 1b add.; monogr.]
II-12
|