e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkglas bierglas: beerglaas (Mechelen), glas: glaas (Mechelen) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet glas: glaas (Mechelen), wijnglas: wienglaas (Mechelen) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkkuil: dreŋkkūl (Mechelen), drinkpoel: dreŋkpōl (Mechelen), poel: pul (Mechelen), waterkuil: wātǝrkul (Mechelen) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem drek: drèk (Mechelen), grond: gront (Mechelen) droesem [SGV (1914)] III-2-3
droge koe manse koe: mǭs kō (Mechelen) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
drogen, droog worden (van gemaaid gras) drogen: drȳgǝ (Mechelen) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronken een stuk in de hakken: stuk in de hakke (Mechelen), een stuk in de kloten: stuk in de kloeëte (Mechelen), vol: vool (Mechelen), zat: zat (Mechelen) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een streep in haan: en striep i han (Mechelen), een stuk in de kraag hebben: e stök in de kraag höbbe (Mechelen), vol zijn: he waar vol (Mechelen), vól zien (Mechelen), ze om hebben: he houw ze um (Mechelen), ze omhaan: a hat ze um (Mechelen) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: ut blīēt euver (Mechelen), ⁄t bliet uvver (Mechelen) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
droog weer droog: druug (Mechelen) droog [DC 45 (1970)] III-4-4