e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een geerakker ploegen kortvoren: voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma  [kortvoren] (Mechelen), scheuten ploegen: [scheuten] plōgǝ (Mechelen), scheuten varen: [scheuten] vãrǝ (Mechelen) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een groef schaven ploegen: plōgǝ (Mechelen) In het algemeen met behulp van een ploegschaaf groeven aan planken schaven. Zie ook het lemma ɛploegenɛ in wld II.9, pag. 158.' [N 53, 95; monogr.] II-12
een halfhoutse hoekverbinding maken half overeenlassen: hǭf˱ ȳvǝrēlešǝ (Mechelen) Twee stukken hout met behulp van een lip onder een bepaalde hoek met elkaar verbinden. [N 54, 51a] II-12
een huis huren pachten: pagte (Mechelen) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een las maken lassen: lešǝ (Mechelen) Twee in elkaars verlengde liggende stukken hout door middel van een las met elkaar verbinden. Zie ook afb. 128. [N 54, 42d; N 54, 43] II-12
een lelijk gezicht trekken (een) snuits trekken: n sjnüts trekke (Mechelen), een postzegel snijden: unne poszeegel sjnīēje (Mechelen) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een paar schoenen een paar schoenen: e paar schoon (Mechelen), e paar sjōōn (Mechelen) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken een paar sokken: e paar sökke (Mechelen), sokken: zökke (Mechelen) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een pen-en-gatverbinding maken angen: aŋǝ (Mechelen) Twee stukken hout met behulp van een pen-en-gatverbinding met elkaar verbinden. [N 54, 50] II-12
een prijs vragen vragen (voor): wat vrog ste (Mechelen) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] III-3-1