33183 |
een voor overslaan |
een voor overslaan:
ǝn vǭr yvǝršluǝ (Q204a Mechelen),
op de tweede voor:
ǫp dǝ twɛi̯dǝ vōr (Q204a Mechelen)
|
Bij het poten van aardappelen achter de ploeg een voor overslaan. Bij bijwoordelijke uitdrukkingen moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. ɛTeugɛ in ɛteugvoorɛ is een afleiding van ɛtieënɛ "trekken". [N M, 19; monogr.]
I-5
|
32707 |
een weide scheuren |
akkeren:
[akkeren] (Q204a Mechelen),
schellen:
[schellen] (Q204a Mechelen)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
get in de huid hebben:
er hat get in de hōēt (Q204a Mechelen),
get op het lijf hebben:
hèa hat get oppe lief (Q204a Mechelen),
in geen goed vel zitten:
zit i gee goat vel (Q204a Mechelen)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ęnt (Q204a Mechelen),
ɛnt (Q204a Mechelen)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǭbɛndǝr (Q204a Mechelen),
hondploeg:
hōnt[ploeg] (Q204a Mechelen),
pantþ:
panti (Q204a Mechelen),
pruis:
au̯ǝ prȳs (Q204a Mechelen
[(houten karploeg)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
èjvoudig (Q204a Mechelen)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlig (Q204a Mechelen)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
duivelshââr (Q204a Mechelen),
duivelsharen:
dūūvelshaore (Q204a Mechelen),
konijnsbaard:
kniengsbaat (Q204a Mechelen),
vleugharen:
flūūghaore (Q204a Mechelen),
vluchhòòre (Q204a Mechelen)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32959 |
eerste grasoogst |
ø̜ø̜(ww)ø̜ø̜:
āfwęi̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
Naar analogie van de eerste, tweede en derde hooioogst heeft men de informanten ook de vraag voorgelegd of er specifieke benamingen zijn voor de grasoogsten, wanneer een weide niet wordt afgehooid, maar afgegraasd. In dit lemma staan de opgaven voor het gras dat de beesten de eerste keer dat ze in de weide worden gelaten afgrazen en voor zover deze afwijkend zijn van die uit het algemene lemma ''gras''. [N 14, 129a]
I-3
|
21564 |
eerste opbod |
einsatz (du.):
Opm. een openbare verkoping = gaod verkaop.
inzats (Q204a Mechelen),
inzet:
der inzet (Q204a Mechelen),
inzèt (Q204a Mechelen)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|