31794 |
gecenterd zaagwerk |
schoon zeegwerk:
šøn zē̜xwęrǝk (Q204a Mechelen)
|
Werk dat rond uitgezaagd is, bijvoorbeeld een rond tafelblad. [N 53, 33c]
II-12
|
31878 |
gecombineerde houtbewerkingsmachine |
gecombineerde machine:
gǝkǫmbinērt mǝšiŋ (Q204a Mechelen)
|
Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.]
II-12
|
17545 |
gedrongen persoon |
dikke, een -:
ene diekke (Q204a Mechelen),
knoest:
ne knoes (Q204a Mechelen)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17546 |
gedrongen postuur |
grof postuur:
è groof postūūr (Q204a Mechelen)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33915 |
gedrukt |
geschuurd:
gǝšūǝrt (Q204a Mechelen)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
24150 |
geelgors |
geelgors:
gèèlgusj (Q204a Mechelen)
|
geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gêlverf (Q204a Mechelen)
|
geelzucht [SGV (1914)]
III-1-2
|
29054 |
geer |
geer:
gīr (Q204a Mechelen)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kot˲vō ̝ǝrǝ (Q204a Mechelen),
scheut:
šø̄ ̝ǝt (Q204a Mechelen),
šȳǝt (Q204a Mechelen)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gaape (Q204a Mechelen),
gape (Q204a Mechelen),
gapen (Q204a Mechelen)
|
gapen [N 10 (1961)]
III-1-2
|