21465 |
gemeente |
gemeente:
gemingde (Q204a Mechelen)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
19067 |
gemok |
gepruttel:
gepruttel (Q204a Mechelen)
|
gemok [SGV (1914)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
paxhōf (Q204a Mechelen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraams:
gerems (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
gerèmsj (Q204a Mechelen)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
vaardig:
veadig (Q204a Mechelen),
väjdəch (Q204a Mechelen),
vɛ̄dig (Q204a Mechelen)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
32001 |
gereedschapsgleuf |
gereedschapsbak:
gǝrētšaps˱bak (Q204a Mechelen),
getuigbak:
gǝtȳx˱bak (Q204a Mechelen)
|
De gleuf aan de achterkant van het werkbankblad, waarin gereedschap kan worden gelegd. Zie ook afb. 113. [N 53, 208b; monogr.]
II-12
|
29055 |
geren |
geren:
gīrǝ (Q204a Mechelen)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē̜š (Q204a Mechelen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
geruit kleed:
gerodkleed (Q204a Mechelen),
gerōēt klèjd (Q204a Mechelen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmęks (Q204a Mechelen)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|