e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand weerstaan klaarspelen: kloar speule (Meerlo) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan betijen: cf. VD s.v. "betijen"(alleen in onb. wijs) (onoverg.) d.w.z. iemand laten betijen = laten begaan en iets laten betijen Zie ook WNT II. 11 kol. 2227-2228 s.v. betijden"(zie betijen en betijgen.), "betijen"(id. VD) en "betijgen"(zuiverder vorm van betijen)  beteeje (Meerlo), laten gewhren (du.): loate gewerre (Meerlo) betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen bidden: bei-je (Meerlo), de dood aanzeggen: door de naobere  den doeëd ánzegge (Meerlo), op de begrafenis noden: door de naobere  op de begräffenis nuuëje (Meerlo), ter lijk bidden: naaste buren; cf. VD s.v. "aanzeggen"= "1. ......(thans) min of meer plechtig bekendmaken"....."iemands overlijden (laten) aanzeggen  ter liek beien (Meerlo), taak van naober  ter liek bèje (Meerlo) aanzeggen || buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)] || uitnodigen op de begrafenis || voorp de begrafenis uitnodigen III-2-2
iep iep: eigen spellingsysteem  iep (Meerlo) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen get meester zijn: meister zien (Meerlo) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets goedmoeds doen goedig: goeiig (Meerlo) goedig III-1-4
iets in acht nemen waren: ware (Meerlo) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets onbelangrijks, nietigheid nietigheid: niksigheid (Meerlo) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] III-4-4
iets opkroppen opkroppen: opkroppen (Meerlo) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: ijke (Meerlo) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1