e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inschenken inschudden: insxødə (Meerlo), koffie inschudden: koͅfi insxødə (Meerlo) inschenken || koffie inschenken III-2-3
inspannen spannen: spanǝ (Meerlo), voorspannen: vørspanǝ (Meerlo) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
inzet inzet: ienzet (Meerlo) de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)] III-3-1
inzet bij het spel pot: pot (Meerlo) Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
inzouten zouten: zalte (Meerlo), zāltə (Meerlo) zouten (mv.?) [SGV (1914)] || zouten, in het zout zetten III-2-3
iris iris: iris (Meerlo) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] III-1-1
jaarmarkt jaarmarkt: joarmērt (Meerlo) de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)] III-3-1
jak jak: jak (Meerlo, ... ) jak [SGV (1914)] || los bovendeel van een japon, soort blouse III-1-3
jaloers jaloers: jaloers (Meerlo), sjalōērs (Meerlo) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jam jam: zjem (Meerlo) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3