e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostganger kostganger: kōsgänger (Meerlo) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kostschool internaat: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  internaat (Meerlo) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrmənāi̯ (Meerlo) karbonade III-2-3
koud, mistig en somber weer donker (weer): dōnker wɛ̄r (Meerlo), met lengteteken op de a  dōnker wär (Meerlo), heiig: heiïg (Meerlo), koud en moekig: kald en moekeiig (Meerlo), moek: moek (Meerlo) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koudbeitel koudbeitel: kalt˱bęjtǝl (Meerlo) In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.] II-11
koude drukte maken koude drukte maken: kalde drukte maken (Meerlo), veel kaskenades maken: cf. VD s.v. "gasconnade"= (fr. )snoeverij, grootspraak  veul kaskenades make (Meerlo) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || veel drukte maken III-1-4
koude noordenwind, bijs koude wind: enne kalde wiend (Meerlo) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kalt vuur (Meerlo) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous: algemeen hoos: hoas (Meerlo, ... ), hòòs (Meerlo), strump: strūmp (Meerlo) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kousen III-1-3
kousenband bindel: bēndel (Meerlo), kousenbindel: kousenbēndel (Meerlo) kouseband III-1-3