e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Meerlo), kwispelstaarten: eigen spellingsysteem  kwispelstarte (Meerlo) Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)] III-2-1
laag grond bank: baank (Meerlo), laag: loag (Meerlo) laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brūk (Meerlo) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker del: dɛl (Meerlo) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lęxt (Meerlo) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laagveen moer: mōēr (Meerlo) veengrond, laagveen III-4-4
laars (alg.) stevel: stevel (Meerlo) laars III-1-3
laars tot of boven de knie stevel: stevels (Meerlo) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lachen lachen: lache (Meerlo) lachen III-1-4
lade lade: lāi̯ (Meerlo), tafeltrek: tōͅfəltreͅk (Meerlo), trek: treͅk (Meerlo) la, lade || lade || tafellade III-2-1