e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
morgengebed morgengebed: mêrgegebed (Meerlo) morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen knoeien: knoeie (Meerlo) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mossel mossel: mossel (Meerlo, ... ) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mōsterd (Meerlo), mōstərt (Meerlo) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mōt (Meerlo) mot [SGV (1914)] III-4-2
motor moter: motər (Meerlo) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen muggenpis: muggepis (Meerlo, ... ) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mout malt: mālt (Meerlo) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mŏŭw (Meerlo), mów (Meerlo) mouw [SGV (1914)] III-1-3
mug knozel: knozel (Meerlo) mug III-4-2