e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nestelen timmeren: tummere (Meerlo) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: utgevlogen (Meerlo), uitvlieger: utvlieger (Meerlo) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
netmaag netmaag: nɛtmāx (Meerlo) De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b] I-11
neus neus: neus (Meerlo) neus [SGV (1914)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: enne lange gevel (Meerlo), enne stōmpe gevel (Meerlo) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] III-1-1
nicht nicht: nīcht (Meerlo), neen  nicht (Meerlo) nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
niet niet: nit (Meerlo) Het gedeelte van de hoefnagel dat na het afknippen enkele millimeters boven de hoef uitsteekt en omgeslagen wordt in de uitholling die met behulp van de onderkapper is vervaardigd. [N 33, 372] II-11
niet drachtig gust: gøst (Meerlo) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet gedijen zijn aard niet hebben: eigen spellingsysteem m.i. meer voor personen  (dat het ziene aard nie) (Meerlo) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet haaks schiks: sxeks (Meerlo) Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.] II-12