e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
petroleum petroleum: petroleum (Meerlo) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
petroleumlamp lampe belge: lamp˂beͅls (Meerlo) lampe belge, grote hangende peroleumlamp III-2-1
peulerwten peulen: eigen spellingsysteem  peul (Meerlo) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen bonen afhalen: bŏŏine afhale (Meerlo, ... ) boonen afhalen [SGV (1914)] III-2-3
peulvruchten doppen doppen: døͅpə (Meerlo) van de dop of de peul ontdoen III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzele (Meerlo) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pezerik bullepees: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  bullepees (Meerlo), pezerik: pēzǝrek (Meerlo), zagensmeerder: zāgǝsmē̜rdǝr (Meerlo) De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] II-12, III-3-1
piekeren mieren: miere (Meerlo), mijmeren: mīēmere (Meerlo), prakkiseren: prakkeziere (Meerlo) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] || peinzen, denken, piekeren || zeuren, piekeren III-1-4
piepen sjierpen: sjierpe (Meerlo) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1
pijl pijl: piel (Meerlo) De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] III-3-2