e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verbinden van een wonde verbinden: verbīēnde (Meerlo) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2
verbruien niet lukken: nie lukke (Meerlo), verbruien: verbruuje (Meerlo), verknoeien: verknoeie (Meerlo) door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] III-1-4
verdacht verdacht: verdācht (Meerlo), verdoogt (Meerlo) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] || verdacht [SGV (1914)] III-3-1
verdacht rondlopen schoepen: schuupe (Meerlo) Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2
verdachte zaak verdacht: verdoogt (Meerlo) een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1
verdienen verdienen: verdīēne (Meerlo) geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1
verdieping stock (d.): stok (Meerlo), 3-stokhüs: huis met drie verdiepingen  stoͅk (Meerlo) De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || verdieping van een gebouw III-2-1
verdord kapot: eigen spellingsysteem  kepot (Meerlo) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen ellende: élend (Meerlo), jammer: jaommer (Meerlo), leed: leeĭd (Meerlo), lĭeed (Meerlo), pijn: pient (Meerlo), smart: smārt (Meerlo), spijt: spiet (Meerlo), verdriet: verdrīēt (Meerlo) een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || leed, verdriet || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] || verdriet, ellende III-1-4
verdwenen weg: weg (Meerlo) Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2