18234 |
zakhorloge |
loge:
loeëzie (L217p Meerlo)
|
uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23226 |
zalig |
zalig:
zalig (L217p Meerlo)
|
zalig [SGV (1914)]
III-3-3
|
19436 |
zand strooien |
strouwen:
strŏwwe (L217p Meerlo)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zānt (L217p Meerlo)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbaank (L217p Meerlo)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
ps. boven de ö moet nog een lengteteken staan; deze combinatieletter is niet te maken! (of omspellen: ›?).
körke (L217p Meerlo),
korreltje:
⁄n kurrelke zand (L217p Meerlo)
|
korreltje || zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
sanike (L217p Meerlo),
zanike (L217p Meerlo),
zemelen:
zimmele (L217p Meerlo),
zeuren:
seure (L217p Meerlo)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
leem:
lieëm (L217p Meerlo)
|
zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
fluit:
fluit (L217p Meerlo),
sloerie:
sloerie (L217p Meerlo),
vlemmentette:
vlemmetette (L217p Meerlo)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] || lichtzinnige vrouw || vrouw die zich ordinair kleed m.b.v. de zinnen te prikkelen
III-2-2
|