e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domper domper: dømpǝr (Meerlo) Zware stang om klinknagels tegen te houden bij het maken van de sluitkop. De voorzijde van de domper kan vlak zijn of er kan een uitholling in zijn aangebracht. Soms wordt voor dit werk ook een zware hamer gebruikt. Zie ook afb. 179. [N 33, 299] II-11
donderbeestje hommelbeestje: hómmelbieësje (Meerlo) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: dōndere (Meerlo), hommelen: hómmele (Meerlo) donderen [SGV (1914)] || donderen, onweren III-4-4
donderkruid donderbloemetje: -  donderbluumkes (Meerlo) donderkruid [DC 46 (1971)] III-4-3
donderslag hard knappen: zelf geen naam.  ⁄t knapte hard (Meerlo) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx donder: dōnder (Meerlo), hommel: hómmel (Meerlo) donder [SGV (1914)] || donder, onweer III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: dŭustere (Meerlo) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Meerlo), dŭuster (Meerlo), düster (Meerlo) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker, duister || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren dons: dons (Meerlo) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: doeued (Meerlo), dŏŏid (Meerlo), dôet (Meerlo), heeft zijn laatste keutel afgeknepen: heej het ziene letste keutel afgeknepe (Meerlo) dood [SGV (1914)] || dood (bn) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] || hij is dood III-2-2