e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaibeitel draaibeitel: drɛjbęjtǝl (Meerlo), profielbeitel: profīlbęjtǝl (Meerlo) In het algemeen een stalen beitel die wordt gebruikt bij het draaiwerk van metaal. De beitel wordt daarbij meestal in de beitelhouder van de draaibank vastgezet. Al naar gelang van het werk kan de doorsnede van de beitel verschillende vormen hebben. Grothe (pag. 83/84) noemt onder meer vierkante, halfronde en kwartronde beitels. Ook de wijze waarop de punt van de beitel is geslepen is bepalend bij de naamgeving ervan. Zo wordt de punt van profielbeitels overeenkomstig het gewenste profiel geslepen. Beitels voor het aanbrengen van schroefdraad zijn getand uitgevoerd. Zie ook het lemma "draaibank". De profielbeitel werd volgens de invuller uit Q 83 onder meer gebruikt om kamraderen te repareren. [N 33, 120; N 33, 223-225; N 33, 301] II-11
draaien draaien: dreie (Meerlo), keren: kiĕĕre (Meerlo) Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] || keren [SGV (1914)] III-1-2
draaihek haspel: hāspǝl (Meerlo) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
draaikolk kolk: kōlk (Meerlo) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
dracht, drachtig zijn ww. moet jongen krijgen: eigen spellingsysteem  mot jonge kriege (Meerlo) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
dragen, gezegd van ijs dragen: ⁄t īes drŭŭgt (Meerlo) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drank drank: drāŋk (Meerlo), drinken: ⁄t drinke (Meerlo), zatsel: zatsəl (Meerlo) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || hoeveelheid drank om dronken te worden III-2-3
dreef dreef: dreef (Meerlo), gelei: geleij (Meerlo), laan: laon (Meerlo) dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen blren: blère (Meerlo), grieken: greke (Meerlo), grijnen: cf. Vd s.v. "grijnen"zie ook grienen  grene (Meerlo), jengelen: jengele (Meerlo), knaaien: knoaje (Meerlo), malen: malen (Meerlo), neulen: nø͂ͅle (Meerlo), zaniken: zaniken (Meerlo) drenzen [SGV (1914)] || drenzerig huilen || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] || zeurig huilen III-1-4
dressoir dressoir: dressoir (Meerlo) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1