33725 |
hek |
gelint:
gǝlint (L217p Meerlo),
hekken:
hɛkǝ (L217p Meerlo)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
klapveken:
klapvē̜kǝ (L217p Meerlo),
varen:
vǭrǝ (L217p Meerlo)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
gelint:
geliend (L217p Meerlo),
hekken:
hekke (L217p Meerlo),
hekkens:
hekkes (L217p Meerlo)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] || hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
29323 |
hekel |
hekel:
hękǝl (L217p Meerlo),
hekelkam:
hękǝlkām (L217p Meerlo)
|
Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.]
I-5
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
gaar:
(bijw.).
gaar (L217p Meerlo),
gans:
ps. JK nakijken (begrip: met gans erbij?).
gāns (L217p Meerlo),
heel en gans:
hieël en gans (L217p Meerlo),
helegaar:
hieëlegar (L217p Meerlo),
ram:
t Is ram fout, wat ge gemákt het: het is helemaal fout, wat je gemaakt hebt.
ram (L217p Meerlo),
rats:
Rats scheif: helemaal scheef.
rats (L217p Meerlo),
schon:
t Ete is schon óp gegÅØn: het eten is helemaal opgegaan.
schon (L217p Meerlo)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
24911 |
helling, talud |
afhang:
áfhang (L217p Meerlo)
|
helling, talud
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
hēlpe (L217p Meerlo),
hèlpe (L217p Meerlo)
|
helpen || helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L217p Meerlo),
hemel (L217p Meerlo)
|
hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (L217p Meerlo)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hingel (L217p Meerlo)
|
hengsel [SGV (1914)]
III-2-1
|