21339 |
kostganger |
kostganger:
kōsgänger (L217p Meerlo)
|
kostganger [SGV (1914)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
internaat:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
internaat (L217p Meerlo)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kɛrmənāi̯ (L217p Meerlo)
|
karbonade
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
donker (weer):
dōnker wɛ̄r (L217p Meerlo),
met lengteteken op de a
dōnker wär (L217p Meerlo),
heiig:
heiïg (L217p Meerlo),
koud en moekig:
kald en moekeiig (L217p Meerlo),
moek:
moek (L217p Meerlo)
|
donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || weer [donker ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
31309 |
koudbeitel |
koudbeitel:
kalt˱bęjtǝl (L217p Meerlo)
|
In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.]
II-11
|
19276 |
koude drukte maken |
koude drukte maken:
kalde drukte maken (L217p Meerlo),
veel kaskenades maken:
cf. VD s.v. "gasconnade"= (fr. )snoeverij, grootspraak
veul kaskenades make (L217p Meerlo)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || veel drukte maken
III-1-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
koude wind:
enne kalde wiend (L217p Meerlo)
|
koude [een ~ wind] [SGV (1914)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kalt vuur (L217p Meerlo)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
hoas (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
hòòs (L217p Meerlo),
strump:
strūmp (L217p Meerlo)
|
Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kousen
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
bēndel (L217p Meerlo),
kousenbindel:
kousenbēndel (L217p Meerlo)
|
kouseband
III-1-3
|