20470 |
menstruatie |
week:
wèèk (L217p Meerlo)
|
menstruatie
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
melder (L217p Meerlo),
mēēlder (L217p Meerlo),
mēlder (L217p Meerlo)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
mērg (L217p Meerlo)
|
merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (L217p Meerlo)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
19756 |
mes |
mes:
mes (L217p Meerlo),
mɛs (L217p Meerlo)
|
mes [SGV (1914)]
III-2-1
|
19789 |
mes om kool te snijden |
kappesmes:
kapəsmɛs (L217p Meerlo)
|
mes om kool te snijden
III-2-1
|
32700 |
mest ondiep onderploegen |
flatsen:
flatsǝ (L217p Meerlo)
|
De over het land verspreide mest werd in het najaar, wanneer men een akker zodanig beploegde dat hij in de winter goed kon uitvriezen, voorlopig ondergeploegd. In het voorjaar werd de mest, eventueel nadat de wintervoren weer waren teruggeploegd, definitief en diep ondergeploegd bij het zaaiklaar maken van de akker. De met onder- en in- beginnende termen hebben "mest" tot object. De simplicia belken, stroppen, stropen, flatsen, kuiteren en droten betreffen een manier van ondiep ploegen en veronderstellen alszodanig niet "mest", maar "de akker", "een stuk" e.d. als direct object. Dat is waarschijnlijk ook het geval bij de met om- beginnende woorden. Deze termen duiden dus de voor het onderslaan van mest gevolgde ploegmethode aan. Behalve stalmest kan ook een groenbemestingsgewas oppervlakkig worden ondergeploegd. Voor (delen van) varianten die hieronder in de (...)-vorm zijn vermeld, zie men de lemmata ondiep, ondiep ploegen en onderploegen. [N 11, 44; N 11A, 110a + b; JG 1a + 1b + 2c; monogr.]
I-1
|
32579 |
mest uitrijden |
mest uitvaren:
[mest] yt˲vārǝn (L217p Meerlo),
mest varen:
[mest] ˲vārǝ (L217p Meerlo),
met de staande kar mest varen:
met ˲dǝ stó̜ndǝ kar mēst ˲vārǝ (L217p Meerlo)
|
Het begrip "mest uitrijden" heeft in het algemeen een ruimere inhoud dan de meeste woordtypen van dit lemma tot uitdrukking brengen. Het beperkt zich niet tot het vervoer van de mest, maar omvat gewoonlijk alle handelingen die nodig zijn om met kar en paard de mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) in hoopjes op het veld te krijgen. Zo moet ook de term mesten wel worden opgevat. Voor de varianten van het object [mest [JG 1a + 1b add.; N 11, 16; N 11A, 6; A 9, 26 add.; monogr.]
I-1
|
32591 |
mest verspreiden |
(mest) breken:
brē̜kǝ (L217p Meerlo),
(mest) strouwen/strooien:
strǭu̯ǝ (L217p Meerlo)
|
De hoopjes mest die op het land liggen, moeten vóór het ploegen gelijkmatig over het land worden verdeeld met de riek: men neemt telkens een hoeveelheid mest op, om deze vervolgens uiteen te schudden, terwijl men met de riek een slingerbeweging maakt. [N 11, 20; N 11A, 23; N M, 8b add.; A 9, 27; RND 51; JG 1a + 1b + 2c; JG 2b-4, 9; monogr.]
I-1
|
32575 |
mest, stalmest |
mest:
mest (L217p Meerlo),
mēst (L217p Meerlo)
|
De hieronder vermelde woorden zijn van toepassing op natuurlijke mest: het in de stallen van het vee gevormd mengsel van uitwerpselen en strooisel. In de vroegere potstal hoopte de mest zich op, totdat hij na afloop van het (winter)seizoen van daaruit naar het land werd gereden. Later werd de mest uit de stallen in de mestvaalt of -kuil verzameld. Met het woord stalmest, dat naast mest in gebruik is (gekomen), wordt de door het vee geproduceerde mest duidelijker onderscheiden van b.v. kunstmest en groenmest. Ruimer van betekenis dan (stal)mest zijn de abstracte termen beterij en vetting, waarmee het lemma besloten wordt. In de volgende lemmata wordt voor wat mest als deel van een samenstelling of woordgroep betreft, naar dit lemma verwezen. Men zij er echter op bedacht, dat in plaatsen waar men de t van mest als simplex normaal uitspreekt, deze medeklinker vaak nauwelijks of niet gehoord wordt in met mest beginnende samenstellingen (mestkar e.d.) en woordgroepen (mest varen e.d.). Begint het tweede deel van zulk een samenstelling of woordgroep met een s of š, dan worden de beide slotmedeklinkers van mest daaraan zelfs volledig geassimileerd (meststoker, mest spreiden e.d.). [JG 1a + 1b ; N 11, 12 + 16 + 27; N 11A, 3; N M, 10a + b; L 1 a-m; L A1, 200; L 31, 17; S 23; Wi 53; A 9, 25; Gi 1, III 6; RND, 51]
I-1
|