19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpulf:
høͅtpølf (L217p Meerlo),
pulf:
pøləf (L217p Meerlo)
|
langwerpig rond hoofdkussen || peluw [SGV (1914)]
III-2-1
|
31316 |
onderlegplaat |
onderlegger:
ōndǝrlęgǝr (L217p Meerlo)
|
Blokje met gaten van verschillende grootte, dat onder de plaat gelegd wordt waarin met een doorslag gaten moeten worden geslagen. Zie ook afb. 54. De schijf (Q 83) was een ijzeren blok waarin verschillende gaten waren aangebracht. [N 33, 349]
II-11
|
18177 |
ondermuts |
ondermuts:
ūndermuts (L217p Meerlo)
|
ondermuts
III-1-3
|
27891 |
ondersteunen |
stijperen:
stipǝrǝ (L217p Meerlo)
|
Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.]
II-9
|
21282 |
onderwijzer |
meneer:
menier (L217p Meerlo)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juffrouw:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
juffrouw (L217p Meerlo)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21719 |
onderzoek |
onderzoek:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
onderzuuk (L217p Meerlo)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18947 |
ondeugend, stout |
stout:
stolt (L217p Meerlo)
|
stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18948 |
ondeugende vrouw |
loeder:
loeder (L217p Meerlo)
|
een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|