21747 |
plunderen |
plunderen:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
plundere (L217p Meerlo)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24991 |
poeder, pulver |
poeder:
poeier (L217p Meerlo)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33707 |
poel |
poel:
pūl (L217p Meerlo)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
puul (L217p Meerlo)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31211 |
poelie |
poelie:
puli (L217p Meerlo),
riemschijf:
rimsxīf (L217p Meerlo)
|
Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.]
II-11
|
22661 |
poesjenellenkelder |
jan-klaassenspel:
jan klaassen spul (L217p Meerlo)
|
De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
poetse (L217p Meerlo)
|
Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19468 |
poetsmiddel |
koperpoets:
koperpoets (L217p Meerlo),
zilverpoets:
zilverpoets (L217p Meerlo)
|
Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18052 |
pokdalig |
mottig:
mottig (L217p Meerlo)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
oprakelen:
oprø͂ͅkələ (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
rakelen:
rāokele (L217p Meerlo),
rōͅkələ (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
rø͂ͅkələ (L217p Meerlo)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || oprakelen, oppoken || opstoken || poken [SGV (1914)]
III-2-1
|