22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
raodsel (L217p Meerlo)
|
Raadsel.
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
dim. räfke
raaf (L217p Meerlo)
|
raaf
III-4-1
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L217p Meerlo),
ruit:
rȳt (L217p Meerlo),
venster:
vēnstǝr (L217p Meerlo),
vęnstǝr (L217p Meerlo)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
30313 |
raamvleugel |
ruitje:
rȳtjǝ (L217p Meerlo)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
stelenmoes:
eigen spellingsysteem
stele moes (L217p Meerlo)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
20801 |
raapstelenstamppot |
stelenmoes:
stēləmus (L217p Meerlo)
|
moes van raapstelen
III-2-3
|
33272 |
raapzaadolie |
bomolie:
bǫmǫli (L217p Meerlo)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
arig (L217p Meerlo),
vreemd:
vremd (L217p Meerlo),
vrèmd (L217p Meerlo)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar || vreemd
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
lullen:
lulle (L217p Meerlo),
opspelen:
opspēūle (L217p Meerlo),
uitvallen:
ŭŭtvalle (L217p Meerlo)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
roǝt (L217p Meerlo),
rǭt (L217p Meerlo)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|