e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schitteren schitteren: schittere (Meerlo) een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)] III-4-4
schoen: algemeen schoen: schōēn (Meerlo, ... ) schoen [SGV (1914)] III-1-3
schoenborstel wiksborsteltje: weks˂bø͂ͅrstəlkə (Meerlo, ... ), wiksbö:rstelke (Meerlo) klein schoensmeerborsteltje III-1-3, III-2-1
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schōēn (Meerlo), [invloed AN?]  schoenen (Meerlo) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
schoenen poetsen poetsen: schōēn poetse (Meerlo), schoenen poetsen: schōēn poetse (Meerlo), wiksen: weksə (Meerlo, ... ), wikse (Meerlo) met schoensmeer insmeren || Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenmaker schoester: sxustǝr (Meerlo) In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10
schoensmeer schoensmeer: schōēnsmèèr (Meerlo, ... ), wiks: weks (Meerlo, ... ), wiks (Meerlo) schoensmeer || Smeersel om het leer van schoenen op kleur en soepel te houden (blink, wieks, creme, schoenpoets) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenveter riem: rīēm (Meerlo), schoenriem: schōēnriem (Meerlo), Sub riem.  schōēnrīēm (Meerlo) schoenveter || schoenveter, alle middelen om schoenen dicht te rijgen || veter III-1-3
schoepen schoepen: schoepe (Meerlo) Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoffel schoffel: sxufǝl (Meerlo) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5