24818 |
slaapbol |
klaproos:
de meer geciviliseerden zeiden: pepaver, maar dat was eigenlijk "Hollans", zoals wij zeiden.
klaproeës (L217p Meerlo)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slāōpmuts (L217p Meerlo)
|
slaapmuts
III-1-3
|
25342 |
slachten |
slachten:
slāxtǝ (L217p Meerlo)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
opneuker:
opneuker (L217p Meerlo),
slag:
slaag (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
släg (L217p Meerlo)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
barrier:
briǝr (L217p Meerlo)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
22825 |
slaghout bij het beugelen |
slager:
slèger (L217p Meerlo)
|
Slager, soort voorwerp gebruikt bij het beugelen (z. ald.), soort slaghout.
III-3-2
|
31561 |
slagstempel |
slagcijfer:
slaxsīfǝr (L217p Meerlo),
slagletter:
slaxlętǝr (L217p Meerlo)
|
Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b]
II-11
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
slekkenhuuske (L217p Meerlo)
|
slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
eigen spellingsysteem
slang (L217p Meerlo)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|