18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbīēnde (L217p Meerlo)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
niet lukken:
nie lukke (L217p Meerlo),
verbruien:
verbruuje (L217p Meerlo),
verknoeien:
verknoeie (L217p Meerlo)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdācht (L217p Meerlo),
verdoogt (L217p Meerlo)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] || verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
schoepen:
schuupe (L217p Meerlo)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
verdacht:
verdoogt (L217p Meerlo)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdīēne (L217p Meerlo)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
stock (d.):
stok (L217p Meerlo),
3-stokhüs: huis met drie verdiepingen
stoͅk (L217p Meerlo)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || verdieping van een gebouw
III-2-1
|
24634 |
verdord |
kapot:
eigen spellingsysteem
kepot (L217p Meerlo)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
ellende:
élend (L217p Meerlo),
jammer:
jaommer (L217p Meerlo),
leed:
leeĭd (L217p Meerlo),
lĭeed (L217p Meerlo),
pijn:
pient (L217p Meerlo),
smart:
smārt (L217p Meerlo),
spijt:
spiet (L217p Meerlo),
verdriet:
verdrīēt (L217p Meerlo)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || leed, verdriet || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] || verdriet, ellende
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
weg:
weg (L217p Meerlo)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|