e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vermengen vermengen: verminge (Meerlo) in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)] III-4-4
vermoeden veronderstellen: veronderstelle (Meerlo) het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)] III-1-4
vernielen vernielen: vernīēle (Meerlo) vernielen [SGV (1914)] III-4-4
verpieteren verzauwelen: vərzau̯ələ (Meerlo) het smakeloos worden van eten door te lang koken of te lang warm houden III-2-3
verplichting moeten: ⁄t motte (Meerlo) het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)] III-1-4
verpulveren verpulveren: verpulvere (Meerlo) tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)] III-4-4
verschaald verschaald: verschoald (Meerlo) verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3
verschieten verschieten: (vt. = verschuut, verschote).  verschiete (Meerlo) anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)] III-4-4
verschillende knikkerspelen: nagooien nadreutelen: Sub dreutele.  nāōdreutele (Meerlo), nadruilen: noadrölle (Meerlo), ww. zw. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).  nāōdrölle (Meerlo), znw. o. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).  nāōdrölle (Meerlo), naketsen: Sub naodrölle. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).  nāōketse (Meerlo) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Knikkeren. || Knikkerspel waarbij al voortgaande de een zijn knikker in voorbewegingsrichting rolde en daarna de ander die met zijn knikker trachtte te raken of op spanwijdte (z. spanne) trachtte te naderen. (z. drölle) || Knikkerspel. III-3-2
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) trumpen: trūmpe (Meerlo), De centen, van elke speler een gelijk aantal, (1, 2 of 3) lagen kruis? munt? De spelers "goeëiden aaf", d.w.z. ze wierpen van de steen (de pot) af in de richting van de streep. Wie er het dichtste bij lag was de eerste werper. Het doel van het spel was de centen te doen onderste boven vallen door er met de bikkel op te gooien of door de "pot"te doen kantelen.  trūmpe (Meerlo) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Spelen het spel van "trumpe", een spel met dikke stuiters ("bikkel"), een baksteen en centen. III-3-2