25091 |
vermengen |
vermengen:
verminge (L217p Meerlo)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
veronderstellen:
veronderstelle (L217p Meerlo)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
vernīēle (L217p Meerlo)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
20850 |
verpieteren |
verzauwelen:
vərzau̯ələ (L217p Meerlo)
|
het smakeloos worden van eten door te lang koken of te lang warm houden
III-2-3
|
18899 |
verplichting |
moeten:
⁄t motte (L217p Meerlo)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulvere (L217p Meerlo)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschoald (L217p Meerlo)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
(vt. = verschuut, verschote).
verschiete (L217p Meerlo)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nadreutelen:
Sub dreutele.
nāōdreutele (L217p Meerlo),
nadruilen:
noadrölle (L217p Meerlo),
ww. zw. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L217p Meerlo),
znw. o. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L217p Meerlo),
naketsen:
Sub naodrölle. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōketse (L217p Meerlo)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Knikkeren. || Knikkerspel waarbij al voortgaande de een zijn knikker in voorbewegingsrichting rolde en daarna de ander die met zijn knikker trachtte te raken of op spanwijdte (z. spanne) trachtte te naderen. (z. drölle) || Knikkerspel.
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
trūmpe (L217p Meerlo),
De centen, van elke speler een gelijk aantal, (1, 2 of 3) lagen kruis? munt? De spelers "goeëiden aaf", d.w.z. ze wierpen van de steen (de pot) af in de richting van de streep. Wie er het dichtste bij lag was de eerste werper. Het doel van het spel was de centen te doen onderste boven vallen door er met de bikkel op te gooien of door de "pot"te doen kantelen.
trūmpe (L217p Meerlo)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Spelen het spel van "trumpe", een spel met dikke stuiters ("bikkel"), een baksteen en centen.
III-3-2
|